Advies: positief, binnen budget
Samenvatting van de aanvraag
“Vanuit de visie van onze nieuwe directeur, Gabi Ngcobo, streeft Kunstinstituut Melly in 2025-2028 naar een verkenning van artistieke vrijheid door het inzetten van improvisatie als artistiek instrument. Improvisatie wordt geassocieerd met verbetering (improvement) en staat centraal in ons beleidsplan en de activiteiten. Improvisatie stelt ons in staat om van lessen uit het verleden naar het onbekende te bewegen, nieuwe inzichten te verkrijgen en dialoog te stimuleren. We halen inspiratie uit kunstvormen met een geïmproviseerd karakter, zoals jazz en hiphop. Het instituut wil hiermee verouderde methoden aanpakken, nieuwe methodes uitproberen, zich flexibel aanpassen aan veranderingen en een veilige, inclusieve ruimte creëren voor risicovolle expressie en samenwerking. Het verdiept onze manier van werken met een ecosysteembenadering, waarin we partnerschappen aangaan voor verbreding van ons publieksbereik. Het instituut benadrukt de filosofie van collectief leren, waarbij naast academische expertise ook andere vormen van kennis worden erkend. Het doel is om het publiek te verbreden en diverser te maken door nieuwe stemmen en perspectieven te omarmen. Het aankomende partnerschap met Hiphophuis, dat in de herfst van 2024 naar ons gebouw, een gemeentelijk monument, verhuist, zal resulteren in gezamenlijke multidisciplinaire programma’s, waarbij hedendaagse kunst en hiphopcultuur in een bredere context worden geplaatst.
In ons kernprogramma staat het creëren van ‘contactzones’ centraal, waar kunst en mensen met diverse levenservaringen en achtergronden samenkomen. Het concept van ‘interconnectiviteit’ vormt de basis voor deze contactzones, die gericht zijn op het verbinden van artistieke gemeenschappen en verschillende sectoren die normaal gesproken niet zouden samenwerken.
We presenteren verschillende tentoonstellingen en programma-initiatieven als onderdeel van dit kernprogramma:
We blijven ons inzetten voor inclusieve cultuureducatie door voortzetting van samenwerking met scholen en kunstinstellingen in Rotterdam. We bieden op maat gemaakte programma’s aan om de drempel te verlagen voor jongeren die anders weinig in aanraking komen met hedendaagse kunst.
Op het gebied van marketing, communicatie en digitale strategie profileren we ons door data te verzamelen uit online activiteiten voor inzicht in verschillende doelgroepen, het ontwikkelen van specifieke marketing- en communicatieplannen voor elke tentoonstelling, afgestemd op thema en kunstenaar; en het verbeteren van toegankelijkheid met aangepaste communicatie voor mensen met speciale behoeften.
We blijven ons richten op het stabiliseren en waar mogelijk verbreden van onze financieringsmix. De komst van het Hiphophuis vereist aanpassingen aan het gebouw; we starten in 2024 met een renovatie waarbij ook aandacht wordt besteed aan verduurzaming.”
Artistieke en inhoudelijke kwaliteit
De commissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke kwaliteit als uitmuntend. Door het organisatorische model van Kunstinstituut Melly, waarbij de basis-staf blijft en de directeur om de zes jaar wisselt, worden het institutionele fundament, de kennis en kunde en daarmee het vakmanschap geborgd, waardoor de artistieke accenten van de nieuwe directeur succesvol kunnen worden gefaciliteerd. Missie, visie en waarden blijven ook in 2025-2028 overeind en functioneren als sterke basis en omlijsting voor het nieuwe, spannende en goed onderbouwde thema: de ‘verkenning van artistieke vrijheid door het inzetten van improvisatie als artistiek instrument’. Een thema dat nieuwsgierig maakt en tegelijkertijd een stevig raamwerk biedt voor een gevarieerd programma. Kunstinstituut Melly laat met deze voorbeeldstellende, heldere en concrete aanvraag een hoge mate van zelfreflectie en professionaliteit zien, en een ‘diep begrip van zijn betekenis en rol in Rotterdam.’
Kunstinstituut Melly bereikt traditioneel een professioneel kunstpubliek. Sinds 2021 richt het zich op meer diverse doelgroepen, waaronder mensen die niet bekend zijn met hedendaagse kunst. Deze strategie lijkt succesvol en bevestigt de zeggingskracht: het werk-leerprogramma CLIP (Collectief Leren in de Praktijk) bijvoorbeeld, trekt nieuwe, intergenerationele groepen aan, en de toegankelijke tentoonstellingen van Rotterdamse kunstenaars, die de verandering tonen van een meer gesloten instelling naar een open en uitnodigende plek, hebben geleid tot meer verbinding tussen verschillende gemeenschappen. Deze succesvolle initiatieven worden doorontwikkeld: middels onderzoek wil het instituut deze groepen beter leren kennen (waaronder ook scholieren) om publieksactiviteiten en communicatie nog beter te laten aansluiten bij hun behoeften. Hiervoor benut het instituut de kansen die de nieuwe samenwerking met Hiphophuis biedt: het wil een multidisciplinair, open dagprogramma organiseren dat beeldende kunst en hiphopcultuur in samenhang brengt.
Het voorgestelde programma past bij wat Kunstinstituut Melly is en wil zijn en getuigt van kennis van het veld. Het thema improvisatie, met collectief leren als belangrijk aspect, krijgt geloofwaardig vorm in meerjarige programma’s zoals bijvoorbeeld het programma ‘Toolshed’, waarbinnen kunstenaars buiten gevestigde culturele canons driemaal per jaar mogen experimenteren ‘om reflectie en collectief leren te stimuleren’. De manier waarop het instituut een methode als ‘collectieve learning’ onderzoekt en hanteert, zowel in de interne (werving van personeel) als externe bedrijfsvoering (experimentele vormen om het publiek te betrekken), draagt in hoge mate bij aan de authenticiteit en oorspronkelijkheid van Kunstinstituut Melly.
Kunstinstituut Melly is vanuit de kern internationaal georiënteerd. Dat begint bij de internationale achtergrond van de directeuren, is zichtbaar in de herkomst van de uitgenodigde kunstenaars en blijkt ook uit de deels internationaal georiënteerde samenwerkingsverbanden, zoals ‘Tools for Demodernizing’, dat gericht is op de transformatie van instituten. Hiermee draagt het kunstinstituut bij aan de positionering van Rotterdam als internationale stad en aan de ontwikkeling van de sector.
Kunstinstituut Melly wil meer Rotterdamse kunstenaars bij zijn programma betrekken, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van het productieklimaat voor beeldende kunst en vormgeving in Rotterdam. Dat de BKV-gelden worden besteed aan honoraria en onderzoek voor het maken van nieuw werk. Positief is ook dat de aanvraag concrete informatie geeft over met welke Rotterdamse kunstenaars Kunstinstituut Melly wil samenwerken.
Waarde voor de stad, de bewoner en de discipline
De commissie beoordeelt de waarde voor de stad, haar bewoners en de discipline als zeer goed. De samenwerkingsverbanden van Kunstinstituut Melly zijn gebaseerd op een sterk lokaal en (inter)nationaal netwerk en hebben vaak een langdurig en duurzaam karakter. Het gaat daarbij om culturele partners, zoals Kunstblock, sector-overschrijdende samenwerkingen (Verhalenhuis Belvédère), maar ook onderwijs zowel binnen als buiten Rotterdam (bijvoorbeeld het programma 100% Hedendaags voor het voortgezet onderwijs en mbo, samen ontwikkeld met TENT Rotterdam en MaMA). Er is dus sprake van een sterke interconnectiviteit; de verbinding tussen kunstenaars en verhalen in de stad wordt bevorderd. Positief is ook het voornemen van Kunstinstituut Melly om aan te sluiten bij het door Stroom opgezette solidariteitsnetwerk, met o.a. Framer Framed en Casco.
Innovatie bij Kunstinstituut Melly komt deels voort uit de regelmatige wisseling van directeur, wat zorgt voor een nieuw perspectief en een nieuwe focus. De komende Cultuurplanperiode biedt de samenwerking met Hiphophuis kansen voor innovatie, al worden die in de aanvraag nog niet echt praktisch benoemd. Termen als ‘nieuwe kunstwerken’ en ‘origineel onderzoek’ overtuigen niet als bewijs van innovatiekracht als ze niet concreet worden uitgewerkt. De digitale transformatie die het instituut wil inzetten klinkt echter veelbelovend: de ambities zijn helder omschreven, evenals de weg naar de realisatie ervan, zoals bijvoorbeeld de noodzaak om meer medewerkers op dat gebied te trainen om de professionaliteit breder te ontwikkelen en te verduurzamen.
De ‘learning position’ die het instituut inneemt en de kritische kijk op de eigen positie en inspanningen op het gebied van diversiteit en inclusie zijn voorbeeld stellend. Ook de inspanningen van het diverse team om het instituut toegankelijker te maken, met bijvoorbeeld heldere teksten in meerdere talen en aandacht voor fysieke en digitale toegankelijkheid, zijn positief. Met de halfdaagse ‘Bliksemstage’ stelt het instituut zich open voor 120 stagiaires per jaar, en de tweejaarlijkse ‘Melly’s buren’ haalt (het perspectief van) de omgeving naar binnen. Hoewel het instituut erin slaagt om op deze manier een meer divers en breder publiek aan te trekken, blijft het programma op een hoog intellectueel niveau en is het inhoudelijk redelijk complex voor ongeoefende bezoekers, ongeacht hoe divers de kunstenaars ook zijn.
Zakelijke kwaliteit
De commissie beoordeelt de zakelijke kwaliteit als goed. De organisatie is dankzij de regelmatige wisseling van directie wendbaar en veerkrachtig ingericht. De extra druk op de organisatie door de pensionering van de adjunct-directeur wordt opgevangen door de voorzitter van de Raad van Toezicht, die haar termijn met een jaar verlengt. De manier waarop de codes zijn toegelicht en gevolgd worden, en de beschreven trainingen zoals weerbaarheid en het herkennen van grensoverschrijdend gedrag, getuigen van hoge organisatorische kwaliteit. De ambitie om het talent van de medewerkers – naast hun kennis en werkgerelateerde kwaliteit – door een andere inrichting van de organisatie breder te benutten, verdient lof.
Het instituut is voor een substantieel deel afhankelijk van subsidies, maar de financiële basis en de kwaliteit van de bedrijfsvoering zijn solide. Het instituut beschikt over voldoende buffervermogen om tegenvallende resultaten op te vangen en ook de liquiditeit is goed; het instituut kan ruimschoots aan de kortlopende schulden voldoen. De subsidieafhankelijkheid is vergelijkbaar met andere instellingen. Wel had de financiële uitwerking van de plannen in verwachte baten en lasten concreter kunnen zijn.
Het besef van het financiële risico door de grote afhankelijkheid van subsidies en de plannen om de financieringsmix stabieler te maken met onder meer vriendschapsprogramma’s en nalatenschappen, wekken vertrouwen. De toename van eigen inkomsten zal de komende periode worden gerealiseerd door hogere verhuuropbrengsten. Kritiek is er op de geringe omvang van de publieksinkomsten en op het goeddeels ontbreken van inspanningen om door middel van cofinanciering de financiële basis te verbreden.
Geadviseerd bedrag
De commissie adviseert om het subsidieniveau van 2024 te handhaven.